Westfriese families
Westfriese Families

Kwartaalbladen » 1954-1966 (jaargang 7, 1966) » No. 3 » pagina 209-213

Het noodlot van een pionier

Cornelis Singer Wz., Andijk 6-3-1809 - Amsterdam 14-5-1860.
Wanneer men tracht een overzicht van een of andere familie samen te stellen is het vrijwel zeker dat men getroffen wordt door een of enkele gezinnen, die onder moeilijke omstandigheden maatschappelijk zijn mislukt. Gelukkig behoren dergelijke gevallen tot de uitzonderingen en dat is mogelijk wel de reden dat ze zo opvallen. Soms is het duidelijk eigen schuld, men kan dan spreken van het zwarte schaap in de familie; ook komt het voor dat men de tijdsomstandigheden als oorzaak van de maatschappelijke achteruitgang duidelijk kan vaststellen.
Vooral komt dit laatste voor bij pioniers op landbouwgebied. Uit de zeer uitgebreide literatuur van de droogmakerijen en inpolderingen in noordelijk Holland blijkt dat het in vroegere jaren vooral direkt na de droogmaking of inpoldering voor de pioniers uiterst moeilijk was om zich staande te houden.
Nu in onze tijd de overheid dergelijke kostbare en onberekenbare werken ter hand neemt en, wijs geworden door de vele voorbeelden van voorheen, gedurende een reeks van jaren eigenaar blijft en de bedrijven aan de pioniers verhuurt, komen deze tragische ongelukken veel minder voor dan voorheen.
Berucht zijn in ons gewest de ondervonden moeilijkheden in de Ronde Venen en in de Haarlemmermeerpolder, maar ook in de Waard en Groet en in de Anna Paulownapolder en het Koegras.
Bij de voorbereidingen tot het samenstellen van een familie-overzicht Singer, dat zo mogelijk in 1967 zal verschijnen in de serie ''Westfriese Geslachten" werden wij getroffen door een dergelijk geval, dat wij hieronder weergeven..

Cornelis Singer, te Andijk geboren op 6-3-1809 en in de Buurtjeskerk gedoopt op 19-3-1809, zoon van de Andijker veehouder Willem Singer en IJtje Mantel, trad te Andijk op 1-3-1829 in het huwelijk met Grietje Tjemkes, een dochter van de geneesheer van Hem (Venhuizen) Jurriaan Tjemkes en Mette Meijer.
Haar familienaam was De Vries, maar steeds werd zij genoemd Grietje Tjemkes zonder meer, ook haar broers en zusters staan onder de naam Tjemkes bekend.. Als getuigen voor de bruid traden op twee broers, Jan en Daniël, beide broodbakkers in Zwaag en te Nieuwendam; voor de bruidegom twee zwagers, Pieter Veerman van Sijbekarspel en Lieuwe Jonker van Spanbroek; van beide laatste getuigen wonen nog vele nakomelingen in de Drechterlandse dorpen. Over de eerste jaren van zijn huwelijk weten we weinig; er is een bericht dat Cornelis Singer "drankzuchtig" was, maar met zekerheid is het niet bekend. Uit de notulen van de vergadering Van het "Nut", een plaatselijke afdeling van de in de vorige eeuw zo bekende Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, die te Andijk bewaard zijn, blijkt dat hij op 12-3-1838 gast is en meteen als lid wordt ingeschreven. Op 22-7-1839 wordt vermeld dat Ds. Van der Zee en Cornelis Singer te laat komen op de vergadering, mogelijk drankmisbruik? Op 14-3-1845 geeft Cornelis Singer een gift voor de katoenuitdeling; prompt wordt hij lid van de kommissie voor deze uitdeling ten bate van de arme mensen. Enkele maanden later, op 21-7-1845, houdt hij een rede om aan te sluiten bij de vereniging tot afschaffing van sterke drank; ook de dominee Van der Zee, daardoor bewogen, houdt een soortgelijke speech, maar vindt geen bijval. Deze simpele woorden geven wel aanleiding om beiden als drankmisbruikers te beschouwen. Op de vergadering van 9-2-1846 wordt het vertrek van Cornelis Singer naar Kolhom aangekondigd.

In het gezin van de veehouder Cornelis Singer waren intussen drie kinderen uit dit huwelijk geboren. De oudste, Willem, geboren 4-11-1829 en te Andijk ongehuwd overleden op 32-jarige leeftijd, op 21-7-1862, was mogelijk niet geheel normaal; de derde, IJtje, geboren 12-3-1836, overleed reeds op 20-5-1838, zoals het toen gewoonte was waren het eerste en het derde kind vernoemd naar de beide ouders van de man; Metta, vernoemd naar moeder's moeder, werd geboren 22-2-1833 en overleed te Winkel (in de Groetpolder) op 22-1-1847. De moeder, Grietje Tjemkes, was reeds te Andijk overleden op 27-10-1837.
Van dit eerste gezin zijn dus geen nakomelingen overgebleven.

Intussen was Cornelis Singer weer hertrouwd; na precies twee jaar weduwnaar te zijn geweest, hertrouwde hij te Andijk, waar een jaar te voren zijn jongste dochter op 2-jarige leeftijd was overleden, met Sijtje Pijl, 'n meisje uit Venhuizen, dochter van de veehouder Jan Pijl en Neeltje Mesjes. Met Venhuizen waren er allang verbindingen; Hendrik Singer was uit Andijk daarheen vertrokken, maar deze werd te Venhuizen ingeschreven onder de spelling Zinger, een naam, die de tak van Hendrik sedertdien gehouden heeft. Weer was zwager Veerman uit Sijbekarspel getuige en daarnaast zijn oudste broer, de dorpsveldwachter Klaas Singer; voor Sijtje waren het twee van haar broers. Uit dit huwelijk werden 8 kinderen geboren: de eerste 5 vanaf 1840 met een regelmaat van om de 2 jaar.

Een grote verandering in het gezin vond plaats in 1846. Met 2 kinderen uit het 1e huwelijk en 4 uit het tweede vertrok Cornelis Singer toen naar de Gemeente Winkel: hij werd boer, vrij zeker bouwboer, in de Groetpulder. In Andijk was geen uitbreiding van bedrijf mogelijk en het pioniersbloed sprak. Het vreselijke drama van de beginjaren van de Waard en Groetpolder is op uitstekende wijze beschreven in het boek "100 jaar Waard en Groet, 1844-1944". Bij de voorbereiding was Cornelis niet betrokken; zijn naam wordt niet genoemd bij de Maatschappij tot Inpoldering, eind 1843 opgericht. Vrijwel uitsluitend vreemden, grootgrondbezitters en kapitaalkrachtigen, behoorden ertoe. Een naam als de kandidaat-notaris Hendrik Koomen uit Winkel is de enige bekende uit de omgeving. Maar toen op 17 mei 1848 de inpoldering, na ontzettend veel moeilijkheden en een serie zeer kostbare en grote leningen, klaar was en de Koning het polderbestuur benoemde, behoorde Cornelis Singer tot een van de vijfheemraden. Hij was inmiddels eigenaar geworden van kavel 34 en de helft van kavel 38, samen groot ruim 30 hectare! Tegelijk met hem wordt nog een andere oud-Andijker als eigenaar genoemd: Klaas Breebaart. Deze laatste is de enige familie die tot heden toe grond bezit in deze prachtige polder, alle anderen zijn, meestal in de. eerste 10 jaar na de inpoldering, verdwenen.

De oorzaak van de ellende is niet ver te zoeken: de oogsten waren in de nieuwe polder jaren achtereen slecht en de polderlasten zo buitensporig hoog, dat vrijwel allen, waaronder zeer kapitaalkrachtigen, vrijwel hun hele vermogen verloren.
Ook Cornelis Singer zal tot de slachtoffers behoord hebben. In geen geval was hij bijzonder kapitaalkrachtig en als men ziet welke bedragen in zijn tijd als polderlasten opgebracht moesten worden, hectare gewijs, dan moet dit zelfs voor de meest aktieve akkerbouwers moordend zijn geweest. Te prijzen valt dat hij tot het einde toe, in 1852, zijn functie als heemraad heeft waargenomen en dus mede de verantwoordelijkheid voor het beheer van de polder heeft gedragen.

In de polder, hij woonde waarschijnlijk op kavel 38, aan de Westfriese Dijk, halverwege tegenover Lutjewinkel, overleed zijn dochter Metta uit zijn eerste huwelijk in 1846; in 1848 en 1849 werd in dit gezin geboren Jan, die na enkele dagen overleed en Mettha, waarover later meer.

Het gezin vertrok, ver van de Groetpolder, ver van Andijk; te Alkemade werd in 1853 het 7e kind geboren. Maar in die tijd werd de grote Haarlemmermeer drooggemaakt en dit werkte aanstekelijk op Cornelis, trouwens op veel landbouwers uit noordelijk Holland. Ongetwijfeld is er in die tijd in allerlei bladen over geschreven om belanghebbenden er warm voor te maken, want weer waren het meest kapitaalkrachtigen die er geld in staken, met hoop op winst niet alleen, maar ook, in deze tijd van verlichting, om een werk aan de gang te brengen, dat de gehele welvaart van ons land zou verhogen. Wij denken hier b.v. aan Van Amersfoort die zelf in de polder ging wonen.

Vanuit Alkemade zien wij Cornelis met gezin vertrekken naar Houtrijk en Polanen, vlakbij Halfweg. Spoedig trok hij de Meer in en werd daar weer landman genoemd, niet als grondeigenaar, want op de kaart met staat van de kopers der landerijen van 1855 komt zijn naam niet voor. Hij zal dus huurder zijn geweest of hoogstens bedrijfsboer. In 1856 werd hem daar zijn achtste kind, Cornelis, geboren.

Maar ook in de Haarlemmenneerpolder kon hij het niet bolwerken. Zoals steeds waren de eerste jaren na de drooglegging daar ook zeer ongunstig.
Zijn laatste levensjaren heeft hij doorgebracht in de grote stad, waar zijn gezin zich zeer zeker niet thuis gevoeld zal hebben. Maar het was nu eenmaal de vergaarbak van vele maatschappelijke mislukkingen.
Het tragische einde kwam spoedig. Begin 1859 overleed te Amsterdam zijn jongste zoon. Cornelis, 3 jaar oud. Ruim een jaar later, op 14 mei 1860, overleed Cornelis Singer, 51 jaar oud; een maand daarna, op 15 juni 1860, zijn vrouw, Sijtje Pijl. Zijn beroep, waarmee hij blijkbaar de kost voor zijn gezin moest verdienen, wordt genoemd "couranten ombrenger". Een vetpot zal het niet geweest zijn!

Van de kinderen uit beide huwelijken leefden toen nog de oudste, Willem, die op 32-jarige leeftijd te Andijk is overleden. De oudste uit het tweede huwelijk, IJtje, overleed te Andijk op 19-jarige leeftijd in 1863, bijna een jaar na Willem.
Dan is er nog het zesde kind, Mettha, te Winkel geboren in 1849; zij overleed begin 1862 te Winkel op 12-jarige leeftijd op aangifte van haar pleegvader, de weesvader Arien Kamp, in de Bosch te Winkel.
Van zoon Maarten, vlak voor zijn vertrek naar Andijk in 1846, weten wij niets; er resten dan nog de dochter Neeltje, te Andijk geboren in 1862 en op 20-jarige leeftijd te Venhuizen getrouwd met Pieter Ruiter; en als laatste de te Alkemade geboren dochter Antje die in 1875 te Berkhout trouwde met Hendricus Edam. Zij woonde toen te Ursem, haar voogden waren twee familieleden van haar overleden moeder, Sijtje Pijl.
Tenslotte geven wij hieronder nog een ovenicht van de beide gezinnen.

CORNELIS SINGER, geboren/gedoopt Andijk 6/19-3-1809; overleden Amsterdam 14-5-1860; veehouder te Andijk, landman te Winkel (Groetpolder),Alkemade, Houtrijk en Polanen, Haarlemmermeerpolder; bezorger te Amsterdam.
Gehuwd 1e x te Andijk op 1-3-1829 met Grietje Tjemkes de Vriest geboren/gedoopt Hem (Venhuizen) 26-11/22-12-1810, dochter van Juriaan de Vries x Mette Meijer, overleden Andijk 27-10-1837.
Kinderen uit dit huwelijk:
Willem, geb. Andijk 4-11-1829; ov. Andijk 21-7-1862, ongehuwd.
Metta, geb. Andijk 22-2-1833; ov. Winkel 12-1-1847.
IJtje, geb. Andijk 12-3-1836; ov. Andijk 20-5-1838.

CORNELIS SINGER gehuwd 2e x te Andijk op 27-10-1839 met Sijtje Pijl, geb. Venhuizen 18-11-1818 dochter van Jan Pijl x Neeltje Mesjes, ov. Amsterdam 15-6-1860 .
Kinderen uit dit huwelijk:
Maarten, geb. Andijk 8-9-1840; ov. Andijk 6-12-1843.
Neeltje, geb. Andijk 29-7-1842;x Venhuizen 1862 Pieter Ruiter.
IJtje, geb. Andijk 13-6-1844; ov. Andijk 26-6-1863, ongehuwd.
Maarten, geb. Andijk 1-5-1846; verder niets bekend.
Jan, geb. Winkel 2-5-1848; ov. Winkel 13-5-1848.
Mettha, geb. Winkel 27-9-1849; ov. WinkeI 19-2-1862.
Antje, geb. Alkemade 7-7-1853; x Berkhout 1875 Hendricus Edam.
Cornelis, geb. Haarlemmermeer 17-1-1856; ov. Amsterdam 27-3-1859.


© 1954-2024 | Westfriese Families | E-mail | Sitemap
"Die zijn voorgeslacht niet eert, is zijn eigen naam niet weerd."

Westfries Genootschap