Eerder verschenen in de Wogmeerkroniek, nr. 6, 2001, pagina 10-18.
Theo Smal is de vierde Smal op de boerderij Wogmeer 73. De vierde
achtereenvolgende Smal. Zijn overgrootvader Pieter Smal begon op
deze boerenplaats. Dat was in 1847, nu 155 jaar geleden. Daarna
volgden Klaas Smal en Arie Smal.
De drie broers Nic., Theo en Piet namen het gemengde bedrijf over in
1972. Met Gerard, de oudste zoon van Theo en Lia Smal-Bakker, dient
de vijfde generatie Smal zich aan. Anderhalve eeuw dezelfde familie
op dezelfde boerenplaats, dat is bijzonder.
De stolp Wogmeer 73 in de jaren vijftig. Het elektrisch is nog bovengronds.
Deze boerderij, waar sinds 1996 Theo en Lia Smal-Bakker met hun drie kinderen wonen,
is gebouwd in 1892/1893. De stolp is gezet door Klaas Smal op de plek van een
gesloopte boerderij. Op deze boerenplaats kwam in 1847 Pieter Smal. Thans boert op
deze plek in de Wogmeer de vierde generatie Smal en is de vijfde in aantocht. |
Pieter Smal kwam als jonge boerenknecht uit Berkhout in de Wogmeer. Hij
was eind 1846 op een openbare verkoping eigenaar geworden van de
boerderij en begon er in het daaropvolgende voorjaar te boeren.
Sindsdien is op deze plek altijd een Smal gebleven. Zoon volgde vader
op, zo is dat steeds gegaan.
Alle generaties Smal komen aan bod in dit artikel, met speciale aandacht
aan de man met wie het voor de familie Smal begon in de Wogmeer:
Pieter Smal.
De openbare verkoping van de boerderij met het huidige adres Wogmeer 73
was op de voorlaatste dag van 1846, op 30 december. Ook het
bijbehorende land kwam onder de hamer. Pieter Smal kocht het hele
spul.
De koop was verdeeld in twintig kavels. De eerste kavel bestond uit het
huis (de stolp), de schuur en het erf, gezamenlijk een perceel van
achttien roeden en twintig ellen. Deze oude benamingen voor
oppervlaktematen golden toen nog. Later werden roeden aren en ellen
centiaren. De koop bestond verder uit veertien percelen weiland.
Daarvan lagen er tien in de gemeente Hensbroek, de overige
behoorden tot de gemeente Obdam. De andere kavels waren 'bosch' (drie
percelen) en een dijkstuk.
Pieter Smal werd eigenaar voor 11.680 gulden. Borg voor hem stond
landman Klaas Duin uit Berkhout, zo leert de acte die notaris J.J.
Haarselhorst uit Obdam opmaakte van de veiling.
De landerijen konden vrijwel direct worden aanvaard, per 1 januari 1847.
De boerderij kon op 1 mei 1847 worden betrokken. Kennelijk boerde
de vorige eigenaar niet meer, maar wilde pas in het voorjaar
verhuizen.
Een boerenplaats met land is één, daadwerkelijk boeren is twee. En zo
ver was Pieter Smal nog niet, toen hij zijn handtekening zette
onder toeziend oog van de notaris. Als boerenknecht had hij
nauwelijks spullen. Dat bleek enkele maanden later, toen hij opnieuw op
een openbare verkoping zijn slag sloeg. De Berkhouter kwam toen in
één klap goed in zijn werktuigen en andere materialen te zitten.
Dezelfde persoon die op 30 december 1846 Pieter Smal het hoogste bedrag
voor zijn boerderij zag bieden, hield in april 1847 boelhuis. Voordat de
man de boerenplaats verliet, moest hij van alles af. De publieke
verkoping van huisraad, inboedel en 'eenig levend vee' was verdeeld
over twee dagen: maandag 12 en dinsdag 13 april.
Op de eerste dag werden 135 nummers verkocht. De opbrengst van het
boelhuis die dag was 1632,10 gulden. De prijzen van koeien
varieerden van 55 gulden tot 115 gulden. Pieter Smal nam geen enkel
beest over. Hij werd eigenaar van achttien nummers. Dat waren: twee
partijen brandhout (van 55 en 75 cent), palen (80 cent), klompen
(25 cent), twee partijen stro (50 en 15 cent), een post (2,20
gulden), hout (35 cent), egge (tien gulden), ploeg (4 gulden), wagen
(14,75 gulden), kruiwagen (4,25 gulden), ierwagen (12,75 gulden),
twee troggen (2,10 en 3,25 gulden), schut (4,25 gulden), goot (35
cent) en mest (117 gulden).
De volgende dag, dinsdag 13 april, werd het boelhuis voortgezet. Er
kwamen toen 259 nummers onder de hamer, bestaand uit veel
klein spul. De totale opbrengst die dag was 271,10 gulden. Pieter Smal
behoorde weer tot de kopers. In zeven gevallen was hij de hoogste
bieder. Dat was bij: een tobbe (3 gulden), voerkist (7 gulden),
graat (2 gulden), vorken (van 1,20, 1,50 en 1,40 gulden) en gortlade (6 gulden).
© 1954-2024 |
Westfriese Families |
E-mail |
Sitemap
"Die zijn voorgeslacht niet eert, is zijn eigen naam niet weerd."